vrijdag 28 juli 2017

Waarom werk ik eigenlijk in de zorg? Is het uit empathie of uit egoïsme?

Ik werk in de zorg, met mensen met dementie, en ik doe het met liefde en plezier. Laat dat als eerste gezegd zijn. Ondanks dat vraag ik me wel eens af waarom ik het eigenlijk zo leuk vind om met mensen met dementie te werken. Is dat omdat ik zo'n geweldig empathisch vermogen heb? of gewoon uit egoïsme omdat het mijn ego streelt? 


Ooit werd ik na mijn middelbare school aangenomen voor de opleiding ziekenverzorgende in een ziekenhuis in Den Haag. Twee weken voor ik zou starten bedacht ik dat ik helemaal geen zin had om op zaterdag en zondag te werken. Ik heb toen de opleiding afgeblazen en ben gaan werken als huishoudelijke hulp in de thuiszorg. Hoefde ik alleen maar van maandag t/m vrijdag en ook nog eens halve dagen. Ideaal! (vond ik toen). 

Na jaren werken als huishoudelijke hulp heb ik toch voor de opleiding verzorgende gekozen. Eerst IG en daarna MMZ. Werken in het weekend vond ik inmiddels geen probleem meer en wisselende diensten was ook prima.

Vanaf mijn allereerste werkdag heb ik met mensen met dementie gewerkt, het is gewoon op mijn pad gekomen zonder dat ik daar bewust voor gekozen heb. Blijkbaar was er iets waardoor ik geschikt was om met deze doelgroep te werken.

Na al die jaren werken met mensen met dementie vraag mij af wat mijn drijfveer is. Waarom kies ik ervoor om met mensen te werken die soms elke drie minuten dezelfde vraag stellen? Die niet meer weten hoe het toilet werkt en muren en deuren met ontlasting besmeuren. Die niet meer willen eten omdat ze niet weten hoe het moet. Die honderd keer per dag de code van de deur proberen in te toesten omdat ze naar huis willen. Mensen die mij wanhopig en smekend aankijken en lijken te vragen of ik hun zorgen weg wil nemen.
Hoe kan het dat ik elke keer weer het geduld heb om elke drie minuten antwoord te geven op steeds weer dezelfde vraag? Als thuis een van mijn dierbaren een vraag stelt die mij irriteert reageer ik vaak onredelijk. Niks geduld. Maar bij mensen met dementie lijkt het wel of ik een ander mens ben. En als mijn geduld wel eens opraakt (ik ben ook maar een mens) dan kan ik mezelf redelijk snel herpakken. Beetje humor hier en een beetje muziek daar en ik heb weer energie.

Het kan toch niet alleen maar empathie zijn die ervoor zorgt dat ik engelengeduld heb? Ik denk dat zorgen voor mensen met dementie ook ergens mijn ego streelt. Het feit dat ik in staat ben om de persoon met dementie gerust te stellen en blij te maken doet meer met mij dan met die ander. Het geeft een gevoel van onmisbaar zijn en blijkbaar is dat een lekker gevoel.
Het is een soort macht die je voelt (in de positieve zin). De ander is afhankelijk van mij om zich goed te voelen en dat zorgt er dan weer voor dat ik me goed voel.

Ze zeggen wel eens dat werken in de zorg een roeping is en dat het altijd met liefde gedaan wordt. Is dat zo? Ja dat is zo, maar ik denk dat het ook een stukje egoïsme is. Niet omdat je dan lekker veel geld verdient (dat is alleen weggelegd voor de CEO's) maar omdat het zo lekker voelt om nodig te zijn. Dat blije gevoel dat je krijgt als je de ander met kleine dingetjes gelukkig maakt, daar doe je het voor.

Dus om te kunnen werken in de zorg, met name de zorg voor mensen met dementie, moet je empatisch zijn en ook een beetje egoïstisch. Het moet je iets opleveren anders houdt je het niet vol. Niemand wil iets voor een ander doen zonder er iets voor terug te krijgen. Van mensen met dementie krijg je vooral heel veel dankbaarheid terug. Dankbaarheid die je moet kunnen zien omdat ze het niet altijd uitspreken. Dus je moet ook goede ogen hebben. Sterker nog, je moet goed werkende zintuigen hebben. Vaak communiceer je met mensen met dementie via je zintuigen.

Hoe dan ook.....






Monika Eberhart

Photo by Jake Thacker on Unsplash



donderdag 6 juli 2017

Als je in mijn land bent dan moet je mijn taal spreken


Ik reisde laatst weer eens met de trein. Het was een korte rit van ongeveer 20 minuten.
Het leuke aan de trein is dat je meer meemaakt dan wanneer je alleen in de auto aan het reizen bent. Zo ook deze keer. 




De trein staat stil op een tussenstation op weg naar mijn eindbestemming. Ik kijk naar buiten en zie daar een jonge dame staan die op het punt staat in te stappen. Ze komt bij mijn stoel staan en vraagt of ze daar mag zitten. Ze vraagt het in het Nederlands dus ik ga er vanuit dat ze de taal spreekt. Natuurlijk mag ze daar zitten. 

Aan de overkant van het gangpad, aan haar kant (ik zit bij het raam) gaat een oudere heer zitten. 
Als we weer gaan rijden begint dhr. met de jonge dame te praten, in het Spaans. Ik maak eruit op dat ze elkaar al op het perron gesproken hebben. Hij legt aan haar uit dat ze op Rotterdam Centraal uit moet stappen en dat ze daar met de snelle trein verder kan reizen naar Amsterdam. Ze bedankt hem hartelijk voor zijn hulp. 

Na een paar minuten stilte begint dhr. weer te praten. Hij vertelt aan de jonge dame dat hij uit Suriname komt en dat hij het zo leuk vindt om met mensen te kletsen in het Spaans. Dit omdat hij de taal in schrift zo goed beheerst, maar praten lastiger is en hij dat wil oefenen. Persoonlijk vind ik dat hij het prima doet. 
De jonge dame luistert naar zijn relaas over zijn leven en knikt af en toe instemmend. Hij vertelt haar dat hij altijd de taal spreekt van het land waarin hij zich bevindt. Hij vertelt er niet bij om welke landen het gaat. Als opgroeiend kind in Suriname heeft hij in ieder geval Nederlands, Spaans en Engels geleerd. 
Dhr. legt aan het meisje uit dat het belangrijk is om je aan te passen aan het land waarin je leeft. Dat je dus Nederlands moet leren als je in Nederland bent en b.v. Spaans als je in Spanje bent. (arme Nederlandse toeristen, die komen vaak niet verder dan una cerveza por favor). 

De jonge dame blijft beleefd antwoord geven, wel zo kort mogelijk. Ik krijg het idee dat ze niet zoveel behoefte heeft aan een uitgebreid gesprek, ze wil vooral contact maken met de wifi in de trein maar uit beleefdheid laat ze haar telefoon op haar schoot liggen. 
Dhr. laat haar nogmaals nadrukkelijk weten dat je altijd de taal moet leren van het land waarin je woont en dat je die taal dan moet spreken. Hij zegt dat ze Nederlands moet leren. 

Na weer een korte stilte zegt hij "Waarom spreek je geen Nederlands als je in mijn land bent?" De jonge dame kijkt hem wat onzeker aan en na enig aarzelen zegt ze "I am a tourist here, this is my third day in The Netherlands".
  
Toen werd het wat langer stil. 

Ik fluisteren in haar oor:" Holandes is muy difícil y acá todo el mundo habla Ingles". Ze glimlacht. 



Monika Eberhart 

Photo by Soroush Karimi on Unsplash