maandag 4 december 2017

Lang leve het levensboek

Het levensboek kan van levensbelang zijn voor mensen met dementie. Het helpt om herinneringen levend te houden en is een hulpmiddel om tot een gesprek te komen. 


Dhr. Jansen is 75 jaar en heeft vasculaire dementie. Hij bezoekt ons dagactiviteitencentrum twee keer per week. Hij is er altijd op de dagen dat ik ook werk, dus we beginnen een band te krijgen. 

Dhr. Jansen heeft altijd een rugzak bij zich met daarin zijn kleurboek voor volwassenen, kleurpotloden, leesbril en cd's die hij graag luistert als hij aan het kleuren is. 

Vandaag heeft dhr. een dik boek bij zich. Hij laat het met een grote glimlach zien en zegt:' Dit heeft mijn vrouw voor mij gemaakt, dit is mijn geheugen'.  Ik spreek met dhr. af dat we 's middags samen in zijn boek gaan kijken. Hij stopt het terug in zijn rugzak en zet deze naast zijn stoel neer. Hij verliest zijn tas niet uit het oog. 

'S middags, als een aantal mensen naar deel drie van Sissi aan het kijken is, ga ik in een andere ruimte zitten met meneer Jansen en vraag ik of hij zijn boek wil laten zien. Hij komt naast me zitten en legt het boek voor me neer. Een dik wit boek met een mooie roze strik om het dicht te houden. 
Als ik het boek opendoe zie ik dat het helemaal vol zit met foto's en verhaaltjes. 

Het boek begint met het levensverhaal van dhr. Ik lees hoe zijn leven van geboorte tot vandaag verlopen is. Ik lees wat stukjes voor en hij vult het verder voor mij aan. Dhr. vertelt over zijn ouders, zijn broers en zussen, zijn vrouw, zijn banen, verhuizingen en over het werk van zijn vrouw. Hij vertelt ook dat zijn vrouw en hij geen kinderen hebben en dat ze daarom veel gereisd hebben. 'Staat allemaal hierin, kijk maar eens naar de foto's' zegt hij. 

De eerste foto is een babyfoto van dhr. Een schattige zwart/wit foto waarin dhr. vooral aan zijn oren kan herkennen. Ik vergelijk de oortjes van de baby met die van hem, waarop hij zegt: 'Je moet niet naar de oren kijken. Je moet naar de ogen kijken, daaraan kun je iemand altijd herkennen. Aan de blik'.  

Er komen verschillende foto's voorbij. Een foto van een hele knappe man van 24 jaar en daarna trouwfoto's van een trotse man met zijn bruid. Dhr. heeft bij elke foto een verhaal en haalt de ene herinnering na de andere op. 

Als de reisfoto's beginnen dan bloeit dhr. helemaal op. Hij is op de meest interessante plekken op aarde geweest. Van Syrië tot het verre noorden. Bij het aanhoren van zijn verhalen krijg ik gewoon zin om te gaan reizen. Vol passie vertelt hij over zijn avonturen. 

Ik vraag aan dhr. welke plek hij mij aan zou raden voor mijn volgende reis. 'Blader maar even door' is zijn antwoord. Ik kom terecht bij een prachtige foto van water omgeven door heel veel natuur. Dhr. legt zijn vinger erop en zegt uit volle borst:' DAAR moet je naartoe, De Azoren!'. Vol bewondering kijk ik naar de foto en laat het op mij inwerken. Op de foto zie je dhr. zitten die uitkijkt over het water. Volgens dhr. is dat het mooiste plekje op aarde. 
Ik zet het op mijn bucketlist. 



Als wel klaar zijn met het doornemen van het boek strik ik het lint weer dicht en geef het boek terug aan dhr. Hij neemt het boek van mij aan en zegt:' Mijn geheugen. Ik ben zo blij dat mijn vrouw dit voor mij gemaakt heeft'. 

Ik hoop dat dhr. Jansen nog heel lang plezier zal hebben van zijn boek en dat iedereen die met hem te maken zal krijgen in de jaren die komen gaan samen met dhr. in zijn levensboek gaat bladeren. En vooral ook naar zijn verhalen gaat luisteren, zolang hij ze vertellen kan. 

Iedereen met dementie zou een levensboek moeten hebben, het maakt communiceren voor zorgverleners zoveel makkelijker. 


Monika Eberhart 


Photo by Angela Compagnone 

maandag 16 oktober 2017

Seksuele intimidatie

De media raakt voller en voller met berichten over seksuele intimidatie. Beroemde mannen, grote namen, die zich vergrijpen aan vrouwen en hiermee misbruik maken van hun macht.  Dankzij actrice Alissa Milano is #metoo is trending op Twitter. Vrouwen twitteren massaal over seksueel geweld. Ook mijn twitter heeft #metoo gekregen. 




Nee, ik ben geen slachtoffer van seksueel geweld en ik ben ook nooit seksueel misbruikt. Maar ik  heb wel vervelende dingen meegemaakt als het gaat om seksuele intimidatie. Met mij waarschijnlijk heel veel vrouwen op de wereld, zo niet de meeste. Van die kleine dingen waar je niet over praat omdat je denkt dat het niet zo erg is. Maar als je erover na gaat denken (wat je jammer genoeg pas decennia later doet) dan is elke vorm van ongewenste aanraking onwenselijk. 

Ik ben in mijn jonge leven heel wat nagefloten, gepsssst, nagelopen en (per ongeluk) aangeraakt. Dat vond ik niet zo dramatisch, heb er geen trauma aan overgehouden in ieder geval. In wist niet beter of het hoorde erbij. Het begon al toen ik elf jaar was. Wij woonden naast een restaurant, als ik me goed herinner waren er rond het huis meerdere restaurants en elke dag als ik rond half twee uit school kwam zaten er oudere mannen (geen idee hoe oud, maar op die leeftijd vindt je 18 al oud) die dingen tegen me zeiden waarvan ik niet wist wat het betekende. Dat het niet netjes was dat had ik wel door, vieze oude mannetjes. Dit alles onder het genot van de galmende Paloma Blanca van George Baker, dat was toen een grote hit in Zuid Amerika. 

Jaren later, toen ik ergens begin twintig was, ging ik op vakantie naar Zuid Amerika. Er was niets veranderd, er werd nog steeds gefloten, gepssssst, nagelopen en geroepen. 

Toen ik op een dag in een overvolle bus naar de stad ging kreeg ik voor het eerst te maken met ongewenst lichamelijk contact. 

Terwijl ik me probeerde staande te houden in een overvolle bus voelde ik opeens iets hards tegen mijn been duwen, Toen ik omkeek stond daar een man met volle kracht tegen me aan te rijden. Ik heb me omgedraaid en mijn been omhoog gedaan waardoor de man opeens een stukje kleiner werd. Bij de eerst volgende halte stapte hij uit. Toen de bus verder ging begon ik opeens te trillen en werd ik overvallen door angst. Zo tussen tientallen mensen, getuigen, was het dus mogelijk om door een man lastig gevallen te worden. Niemand had iets in de gaten. 
Later leerde ik dat dit soort acties door mannen vallen onder de noemer aanranding. 

Tijdens diezelfde vakantie ging ik een avond op stap met vrienden en kreeg ik van mijn moeder het volgende wijze advies:

' Fijne avond kind. Geniet ervan, maar ga niet de Lambada dansen met vreemde mannen!' 


Tegen elke meisje zou ik willen zeggen: Dans alleen de Lambada met je eigen vriendje. 

Tegen elke jongen zou ik willen zeggen: Nodig nooit een vreemd meisje uit om de Lambada met je te dansen. 


                                                                      De Lambada 



Seksuele intimidatie moet stoppen, elke vorm van ongewenst contact is een no go. 



Monika Eberhart 

zondag 15 oktober 2017

De charme van de broeder

Omdat ik binnenkort weer in de thuiszorg aan het werk wil als verzorgende IG mocht ik vorige week twee routes met collega's meelopen. Tijdens de avondroute mocht ik met 'broeder' Johan mee. 



De route begon om zeven uur. Ik was er helemaal klaar voor. Avondeten en koffie had ik al op en met de dopper en een tussendoortje in de tas gingen Johan en ik op pad. 

Avondroutes in de thuiszorg zijn vaak gezellige routes, dat weet ik uit ervaring. Hier en daar kousen uittrekken, gesprekken voeren over wat er op televisie is, bij de een insuline spuiten en de ander in bed helpen. De diversiteit aan mensen en werk is groot. Dat bleek ook tijdens deze route met Johan. 

Na een aantal gezellige mensen kwamen we bij de dhr. Visser terecht. Dhr. Visser is 97 jaar en woont nog zelfstandig! Een mooie man met een prachtige grijze baard. Volgens Johan wordt hij ook wel de Iglo man genoemd. Persoonlijk vind ik dhr. Visser meer op Lex Goudsmit lijken.

Ik had dhr. Visser een dag eerder tijdens de ochtendroute al ontmoet. Toen was hij vrij stil (net wakker) en liet rustig de nodige zorg over zich heenkomen. 

Tijdens de avondroute trof ik een hele andere meneer Visser aan. Een man met een scherpe geest en geweldige humor.

Het was erg warm bij dhr. in de woonkamer. Johan keek op de thermostaat (25 graden) en we keken elkaar aan en dachten waarschijnlijk hetzelfde. Dit had dhr. meteen door en zei: 'Je hebt er toch niet aan gedraaid he?'.
' Ik zou niet durven! ' zei Johan met een glimlach.
' Dat is je geraden ook, ik bepaal de stand van de knoppen hier want het is mijn huis, als je 97 jaar bent met weinig beweging en vet op de botten dan krijg je het nu eenmaal snel koud'. 
Johan knikt ' U heeft helemaal gelijk!' 
'Nou, dat dacht ik ook', met glunderende ogen en een glimlach. 

Tijdens het innemen van zijn medicatie vertelde  dhr. Visser dat hij last had van vervelende korstjes op zijn oog. Hij zei dat hij het lastig vond om ze weg te krijgen en dat het irriteerde.
- ' Je moet maar eens in je salaris gekort worden als je hier niets aan kunt doen!' aldus dhr. tegen Johan.
- ' Ik zal eens kijken wat ik voor u kan betekenen '
Johan liep naar de keuken en kwam terug met een tube zalf.
- ' Smeer dit maar op de korstjes '
- ' Op mijn oog? '
- ' Doe maar op het randje, waar de korstjes zitten'

Dhr. deed zijn bril af, Johan deed een beetje zalf op zijn vinger en dhr. smeerde dit op de korstjes. Althans, deed hier een poging toe en kwam onder de korstjes terecht, maar dat deed er even niet toe. Hij zette zijn bril weer op en liet het resultaat al glunderend aan Johan zien.
' Helemaal goed. Smeer ook maar wat op het andere oog, daar zitten ook wat korstjes '
Dhr. deed zijn bril weer af en smeerde ook onder het andere oog. Nu had hij twee witte wallen onder zijn ogen. Hij zette zijn bril weer op. Hij zag er tevreden en blij uit.

Johan pakte zijn telefoon om een foto van het resultaat te maken en aan dhr. te laten zien.
- ' Zeg, daar heb ik geen toestemming voor gegeven hé? ' quasi verontwaardigd.
- ' Dat maakt niet uit, kijk maar even hierheen ' Johan en dhr. kennen elkaar duidelijk goed en zijn vertrouwd met elkaar.
Dhr. Visser ging, voor zover mogelijk, rechtop zitten en poseerde parmantig voor de camera. Na een paar mislukte wazige foto's (zo gaat dat met die smartphones, nooit in een keer goed) liet Johan het resultaat zien en dhr. Visser keek tevreden naar het scherm.
- ' Nou, dat is niet slecht! ik val mezelf niet tegen, zie er nog fantastisch uit voor mijn leeftijd. Daar kan ik nog wel een mooie dame mee scoren'. Hij heeft een smile van oor tot oor en kijkt Johan lachend aan.
Ze snappen elkaar.

Deze twee heren hebben duidelijk een 'mannen onder elkaar' contact. Ik zit erbij, kijk ernaar en geniet. Een broeder in de zorg heeft toch een ander contact met mannelijke zorgvragers dan een zuster. Het is een soort "ons kent ons" tussen de heren.

Er waren meer mannelijke cliënten op die avond en bij elke man die we bezochten zag ik hetzelfde ons kent ons contact tussen de broeder en de zorgvrager. Allemaal op hun eigen manier binnen hun eigen beleving.

Ik vind mannen die in de zorg werken een aanwinst voor elke organisatie. Ze zitten toch anders in elkaar dan vrouwen en dat merk je aan de reacties van de cliënten als de broeder binnen komt.
Mannelijke cliënten praten sneller met een broeder over Voetbal en Max Verstappen en de grapjes die ze maken worden sneller begrepen door een "soortgenoot".
Voor dhr. Visser was Johan duidelijk het geniet moment van de dag.


Laten we gaan voor 50/50 in de zorg. Dat lijkt me de perfecte verdeling. Helft mannen en helft vrouwen. En dan heb ik het over de mannen aan het bed en niet de mannen in de directiefauteuils  en aan de bureaus van de raad van besturen. Die voegen niets toe voor de cliënt...........en dat heb ik dan zacht uitgedrukt.


Monika Eberhart 

donderdag 31 augustus 2017

Het zijn de kleine dingen die het doen

Mw. Klein heeft dementie. Een intelligente dame van 74 jaar die al mopperend duidelijk maakt wat ze wil, maar vooral wat ze niet wil. Ze komt één dag in de week naar het dagactiviteitencentrum. Ze komt vrolijk binnen en gaat vrolijk naar huis, maar in de tijd tussen aankomst en vertrekt moppert ze er vrolijk op los. 



Het is buiten 30 graden en binnen is het bijna net zo warm. Niet echt een middag om inspannende activiteiten te doen. We doen rustig aan, lezen uit de krant, vullen met elkaar de kruiswoordpuzzel in, zingen liedjes en kletsen over alledaagse onderwerpen. Allemaal mensen met dementie aan tafel en elk doet op zijn/haar eigen manier mee aan het gesprek. Sommigen vallen in slaap. Ligt natuurlijk aan de warmte.

Het gesprek gaat over ijs. Niet zomaar ijs, maar echt Italiaans ijs. Dat is pas ijs. Als ik vraag wanneer ze voor het laatst ijs gegeten hebben dan weten ze dat niet meer, maar dat ze het lekker vinden weten ze nog wel. De smaak van het ijs ligt vast in hun herinnering. 
Mw. Klein zegt 'Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst Italiaans ijs gegeten heb. Ik denk dat het jaaaaaaren geleden is'. 

Dan krijgen mijn collega en ik het idee om Italiaans ijs te gaan halen. Even op de telefoon de dichtstbijzijnde Italiaanse ijssalon opzoeken. Die blijkt dicht in de buurt te zijn. 
We bekijken welke smaken ze hebben, dat zijn er heel veel. De keuze is reuze. Ook een heleboel smaken die voor mensen met dementie vreemd zijn. Wat te doe? gaan we voor vertrouwd (vanille of chocolade) of gaan we voor een wat vreemdere smaak?We wagen het erop en kiezen voor de combinatie appeltaart, kaneel en speculaas.  

Als mw. Klein hoort dat wij van plan zijn om voor iedereen ijs te gaan halen vergeet ze te mopperen. 'Wat doen jullie toch veel moeite om ons een fijne dag te bezorgen' zegt ze welgemeend.
Ik vraag haar hoeveel bolletjes ze wil, een, twee of drie? 'Dan wil er drie' zegt ze. 

Mijn collega gaat op pad en komt een half uurtje later terug met voor iedereen een bakje ijs met drie bolletjes en een wafel. 

Mw. Klein kijkt verliefd naar haar ijs 'Oh wat een feest!'. Ze gaat er goed voor zitten en eet langzaam, volop genietend haar ijs op. De nieuwe smaken vallen goed. Elke keer als ze een paar happen verder is kijkt ze me aan en zegt ze 'wat een verwennerij he?, jullie zijn fantastisch. Bedankt!' 'geen dank hoor, we doen het met liefde' geef ik als antwoord. Als ze me dan aankijkt zie ik tranen in haar ogen. 'Ik kan wel huilen, zo blij ben ik' zegt ze.
Mijn collega en ik kijken elkaar begrijpend aan. Geen woorden nodig.

Als ik later mw. Klein naar de bus begeleid knijpt ze me even in mijn arm en zegt 'Bedankt voor het ijs, jullie weten niet hoe blij ik daarmee ben. Tot volgende week, dan kom ik weer.'.

'Tot volgende week mw. Klein.'

Het zijn de kleine dingen die het doen..........



Monika Eberhart 




donderdag 24 augustus 2017

Het is poep, het is pies en dat is best wel vies

Ze is ergens begin 70 en heeft gevorderde dementie. Ze weet niet meer wanneer ze naar het toilet moet, ze herkent dat gevoel niet meer. Na het middageten help ik haar, zoals gewoonlijk, naar het toilet om te plassen. Vandaag verloopt het echter anders dan normaal. 


Ik mag haar Lotte noemen en hoef geen mevrouw te zeggen. Dat vindt ze niet fijn. Ze luistert ook beter naar Lotte dan naar mevrouw. 
Na het middageten helpen wij Lotte altijd naar het toilet. Vandaag was dat niet anders. Ik geef haar een hand en vraag of ze mee wil gaan. 'Waar gaan we heen?' vraagt ze op een onrustige toon. 'Naar de w.c. om te plassen" geef ik als antwoord. Hand in hand lopen we naar de w.c. Ik doe de deur open en ze vraagt 'moet jij?'. 'Nee, ik hoef niet. Jij mag even gaan plassen als je moet'. Ze wijst naar haar broek en met haar blik vraagt ze of ze die naar beneden moet doen. Ik knik 'doe maar naar beneden'. Ze kijkt om zich heen. Ze lijkt zich af te vragen waar ze moet gaan zitten. Ik snap dat wel.
Wij werken hier met mensen met gevorderde dementie en op die w.c. is alles wit, spierwit. De pot is wit, de bril is wit, de steunen zijn wit, de kast is wit, de muur is wit, de wastafel is wit, de wasmand is wit...... Gelukkig is de vloer lichtgrijs. Dat is dan ook meteen het enige dat een andere kleur heeft. Waarom heeft niemand bij de inrichting van dit toilet bedacht dat mensen met dementie kleurcontrasten nodig hebben om voorwerpen te herkennen? Na ja, het heeft geen zin om daar nu moeilijk over te doen. Het is zoals het is.

Ik help Lotte om op de w.c. te gaan zitten. Ze werkt een beetje tegen en kijkt me angstig aan. Ik houd haar twee handen vast en zeg dat ze kan gaan zitten, dat ik haar vasthoud. Ze gaat zitten. 
Normaal gesproken komt de plas vrijwel meteen, maar niet deze keer. Lotte wiebelt onrustig heen en weer en gaat met haar hand tussen haar benen. Ze grijpt naar achteren en zegt' daar is het'. Ik heb niet meteen in de gaten wat ze aan het doen is. 'Houd maar niet vast, leg je hand maar op je been'. Ze begint op haar buik te duwen en laat me haar schaamhaar zien. Ze trekt aan de haartjes. 'Dat is je schaamhaar Lotte, laat dat maar zitten. Dat zit vast'. Ze gaat weer met haar hand tussen haar benen naar achteren.

Photo by Logan Ripley 
Opeens ruik ik iets. Poep! Lotte's hand komt weer tevoorschijn en er zitten donkere sporen op haar vingers. 'Daar, dat' zegt ze. 'Ik zie het Lotte'. Snel trek ik rubberen handschoenen aan en pak ik Lotte haar hand. Ik maak deze alvast schoon met een nat doekje. Lotte schuift heen en weer op de bril en wil weer gaan staan. 'Blijf nog maar even zitten Lotte, ik denk dat je nog niet klaar bent' zeg ik zo rustig mogelijk. Ik draai de kraan van de wastafel open in de hoop dat ze daardoor gaat plassen. Het lukt. Lotte kijkt tussen haar benen en ontspant. Ze kijkt me droevig, vragend en opgelucht tegelijk aan. 'Het is goed Lotte. Je hebt het goed gedaan. Kom maar staan' zeg ik. Lotte staat op. De bril is niet meer wit en de billen van Lotte zijn besmeurd met ontlasting. In rap tempo maak ik de washand nat met warm water. Ik moet snel zijn want Lotte begint aan haar billen te krabben. Het lijkt te jeuken. 
Terwijl ik haar billen schoonmaak blijkt Lotte nog niet klaar te zijn met het breien van de bruine trui. Een deel komt terecht in mijn hand. Lang leve de handschoen! 
Terwijl ik met mijn neus dicht bij de ongewenste geur hang om Lotte's billen schoon te maken moet ik opeens kokhalzen. Net op dat moment hoor ik Lotte zeggen: 'Ik vind jou lief'. Perfecte afleiding, het kokhalzen houdt meteen op.
Als Lotte weer schoon en fris is vraag ik aan haar of ze haar handen wil komen wassen. Ze weet niet waar ze dat moet doen. De wastafel is wit en Lotte lijkt de wastafel niet te herkennen. De kraan is al helemaal onmogelijk te bedienen. Een moderne kraan met een grote hendel die van links naar rechts gaat. Ik pak haar handen en begeleid ze naar de kraan. Ik doe wat zeep op haar handen en op die van mij. Samen wassen we onze handen. We staan heel dicht bij elkaar, tegen elkaar aan. Opeens op een onverwacht moment krijg ik een kus op mijn wang. Lotte leunt even met haar hoofd tegen mijn schouder en zegt: 'Lief'. Ik smelt.


Handen afdrogen gaat op dit moderne toilet ook niet vanzelf. Het witte vierkante apparaat dat aan de muur hangt is vreemd voor Lotte. Ik trek er een aantal witte papieren vellen uit en droog daarmee Lotte haar handen. Ik controleer meteen haar nagels, of ze nog wel wit zijn. 
Poep en pies. Het is allebei vies, helemaal als het van iemand anders is. Ik zal aan dit deel van werken in de zorg nooit wennen, maar zolang ik in de zorg werk zal ik het blijven doen. Voor Lotte en alle andere mensen met dementie die mijn hulp nodig hebben.

Lotte volgende week gaan we weer samen naar de w.c. 

Monika Eberhart

P.S. Meneer Rutte, komt u ook een dagje helpen? 

dinsdag 8 augustus 2017

Diep geraakt, diep getroffen

Vandaag las ik mijn gedicht "Als" voor op mijn werk. Ik werk met mensen met dementie en zij zijn mijn inspiratiebron. Het gesprek vandaag ging over gedichten. Mevr. X vertelde dat ze vroeger veel gedichten uit haar hoofd moest leren en ze wist er nog een paar op te zeggen. Prachtig om te horen hoe ze op haar 93ste nog zoveel gedichten uit haar hoofd op kon zeggen.  


Terwijl we aan het kletsen waren over gedichten vertelde ik haar dat ik zelf ook gedichten schrijf. Ze vroeg of ik er een voor kon lezen. Even was ik in twijfel, was het wel verantwoord om gedichten over dementie voor te lezen aan mensen met dementie? Uiteindelijk vond ik dat ik het gewoon moest doen, ik zou wel zien wat voor effect het zou hebben.

Ik schraapte mijn keel en probeerde zo duidelijk mogelijk voor te lezen (mevr. X is slechthorend).


Klik op afbeelding om te vergroten


Toen ik klaar was met lezen en van mijn blaadje opkeek zag ik tranen in de ogen van mevr. X. Ze probeerde haar tranen tegen te houden. Ik liet haar eventjes bijkomen.  Ze zei: Wat prachtig! Wie is de schrijfster? Ik vertelde haar dat ik het geschreven had (dat was ze door de dementie weer vergeten). Ze wilde weten of ik nog meer gedichten geschreven had en of ik die dan ook eens voor wilde lezen. Ik beloofde haar om dat volgende week te doen.  

Naast me zat mevr. Y. De tranen biggelden over haar wangen. Met een zakdoek depte ze haar ogen onder haar bril droog. Ik sloeg mijn arm om haar heen en hield haar even vast. Ik bood mijn excuses aan omdat ik haar aan het huilen had gemaakt. Ze zei dat het niet nodig was om sorry te zeggen. Ze herkende zichzelf in mijn woorden en zei dat ik haar gevoel niet beter had kunnen verwoorden. Ze bedankte me voor de herkenning van haar gevoel. Daarna keek ze me aan en waren verdere woorden niet nodig. 

Nu was het mijn beurt om even te slikken. Een groter compliment kon ik niet krijgen. En dat van de mensen die mijn inspiratiebron zijn. 

Monika Eberhart 


vrijdag 28 juli 2017

Waarom werk ik eigenlijk in de zorg? Is het uit empathie of uit egoïsme?

Ik werk in de zorg, met mensen met dementie, en ik doe het met liefde en plezier. Laat dat als eerste gezegd zijn. Ondanks dat vraag ik me wel eens af waarom ik het eigenlijk zo leuk vind om met mensen met dementie te werken. Is dat omdat ik zo'n geweldig empathisch vermogen heb? of gewoon uit egoïsme omdat het mijn ego streelt? 


Ooit werd ik na mijn middelbare school aangenomen voor de opleiding ziekenverzorgende in een ziekenhuis in Den Haag. Twee weken voor ik zou starten bedacht ik dat ik helemaal geen zin had om op zaterdag en zondag te werken. Ik heb toen de opleiding afgeblazen en ben gaan werken als huishoudelijke hulp in de thuiszorg. Hoefde ik alleen maar van maandag t/m vrijdag en ook nog eens halve dagen. Ideaal! (vond ik toen). 

Na jaren werken als huishoudelijke hulp heb ik toch voor de opleiding verzorgende gekozen. Eerst IG en daarna MMZ. Werken in het weekend vond ik inmiddels geen probleem meer en wisselende diensten was ook prima.

Vanaf mijn allereerste werkdag heb ik met mensen met dementie gewerkt, het is gewoon op mijn pad gekomen zonder dat ik daar bewust voor gekozen heb. Blijkbaar was er iets waardoor ik geschikt was om met deze doelgroep te werken.

Na al die jaren werken met mensen met dementie vraag mij af wat mijn drijfveer is. Waarom kies ik ervoor om met mensen te werken die soms elke drie minuten dezelfde vraag stellen? Die niet meer weten hoe het toilet werkt en muren en deuren met ontlasting besmeuren. Die niet meer willen eten omdat ze niet weten hoe het moet. Die honderd keer per dag de code van de deur proberen in te toesten omdat ze naar huis willen. Mensen die mij wanhopig en smekend aankijken en lijken te vragen of ik hun zorgen weg wil nemen.
Hoe kan het dat ik elke keer weer het geduld heb om elke drie minuten antwoord te geven op steeds weer dezelfde vraag? Als thuis een van mijn dierbaren een vraag stelt die mij irriteert reageer ik vaak onredelijk. Niks geduld. Maar bij mensen met dementie lijkt het wel of ik een ander mens ben. En als mijn geduld wel eens opraakt (ik ben ook maar een mens) dan kan ik mezelf redelijk snel herpakken. Beetje humor hier en een beetje muziek daar en ik heb weer energie.

Het kan toch niet alleen maar empathie zijn die ervoor zorgt dat ik engelengeduld heb? Ik denk dat zorgen voor mensen met dementie ook ergens mijn ego streelt. Het feit dat ik in staat ben om de persoon met dementie gerust te stellen en blij te maken doet meer met mij dan met die ander. Het geeft een gevoel van onmisbaar zijn en blijkbaar is dat een lekker gevoel.
Het is een soort macht die je voelt (in de positieve zin). De ander is afhankelijk van mij om zich goed te voelen en dat zorgt er dan weer voor dat ik me goed voel.

Ze zeggen wel eens dat werken in de zorg een roeping is en dat het altijd met liefde gedaan wordt. Is dat zo? Ja dat is zo, maar ik denk dat het ook een stukje egoïsme is. Niet omdat je dan lekker veel geld verdient (dat is alleen weggelegd voor de CEO's) maar omdat het zo lekker voelt om nodig te zijn. Dat blije gevoel dat je krijgt als je de ander met kleine dingetjes gelukkig maakt, daar doe je het voor.

Dus om te kunnen werken in de zorg, met name de zorg voor mensen met dementie, moet je empatisch zijn en ook een beetje egoïstisch. Het moet je iets opleveren anders houdt je het niet vol. Niemand wil iets voor een ander doen zonder er iets voor terug te krijgen. Van mensen met dementie krijg je vooral heel veel dankbaarheid terug. Dankbaarheid die je moet kunnen zien omdat ze het niet altijd uitspreken. Dus je moet ook goede ogen hebben. Sterker nog, je moet goed werkende zintuigen hebben. Vaak communiceer je met mensen met dementie via je zintuigen.

Hoe dan ook.....






Monika Eberhart

Photo by Jake Thacker on Unsplash



donderdag 6 juli 2017

Als je in mijn land bent dan moet je mijn taal spreken


Ik reisde laatst weer eens met de trein. Het was een korte rit van ongeveer 20 minuten.
Het leuke aan de trein is dat je meer meemaakt dan wanneer je alleen in de auto aan het reizen bent. Zo ook deze keer. 




De trein staat stil op een tussenstation op weg naar mijn eindbestemming. Ik kijk naar buiten en zie daar een jonge dame staan die op het punt staat in te stappen. Ze komt bij mijn stoel staan en vraagt of ze daar mag zitten. Ze vraagt het in het Nederlands dus ik ga er vanuit dat ze de taal spreekt. Natuurlijk mag ze daar zitten. 

Aan de overkant van het gangpad, aan haar kant (ik zit bij het raam) gaat een oudere heer zitten. 
Als we weer gaan rijden begint dhr. met de jonge dame te praten, in het Spaans. Ik maak eruit op dat ze elkaar al op het perron gesproken hebben. Hij legt aan haar uit dat ze op Rotterdam Centraal uit moet stappen en dat ze daar met de snelle trein verder kan reizen naar Amsterdam. Ze bedankt hem hartelijk voor zijn hulp. 

Na een paar minuten stilte begint dhr. weer te praten. Hij vertelt aan de jonge dame dat hij uit Suriname komt en dat hij het zo leuk vindt om met mensen te kletsen in het Spaans. Dit omdat hij de taal in schrift zo goed beheerst, maar praten lastiger is en hij dat wil oefenen. Persoonlijk vind ik dat hij het prima doet. 
De jonge dame luistert naar zijn relaas over zijn leven en knikt af en toe instemmend. Hij vertelt haar dat hij altijd de taal spreekt van het land waarin hij zich bevindt. Hij vertelt er niet bij om welke landen het gaat. Als opgroeiend kind in Suriname heeft hij in ieder geval Nederlands, Spaans en Engels geleerd. 
Dhr. legt aan het meisje uit dat het belangrijk is om je aan te passen aan het land waarin je leeft. Dat je dus Nederlands moet leren als je in Nederland bent en b.v. Spaans als je in Spanje bent. (arme Nederlandse toeristen, die komen vaak niet verder dan una cerveza por favor). 

De jonge dame blijft beleefd antwoord geven, wel zo kort mogelijk. Ik krijg het idee dat ze niet zoveel behoefte heeft aan een uitgebreid gesprek, ze wil vooral contact maken met de wifi in de trein maar uit beleefdheid laat ze haar telefoon op haar schoot liggen. 
Dhr. laat haar nogmaals nadrukkelijk weten dat je altijd de taal moet leren van het land waarin je woont en dat je die taal dan moet spreken. Hij zegt dat ze Nederlands moet leren. 

Na weer een korte stilte zegt hij "Waarom spreek je geen Nederlands als je in mijn land bent?" De jonge dame kijkt hem wat onzeker aan en na enig aarzelen zegt ze "I am a tourist here, this is my third day in The Netherlands".
  
Toen werd het wat langer stil. 

Ik fluisteren in haar oor:" Holandes is muy difícil y acá todo el mundo habla Ingles". Ze glimlacht. 



Monika Eberhart 

Photo by Soroush Karimi on Unsplash

donderdag 4 mei 2017

Dodenherdenking, we moeten blijven herdenken

Vandaag ben ik voor het eerst van mijn leven aanwezig geweest bij een dodenherdenking. Ik woon al ruim 36 jaar in Nederland, maar had nooit de moeite genomen om naar een herdenking te gaan. Vandaag dus wel en ik was onder de indruk. 


Je kunt elk jaar de dodenherdenking op televisie kijken en twee minuten stil zijn, maar vandaag ben ik erachter gekomen dat als je met een grote groep mensen samen herdenkt dat je dan pas echt voelt wat er herdacht moet worden. Of wat je zelf wilt herdenken. 


Het was mooi om te zien, al die verschillende soorten mensen met hetzelfde doel op een plek bij elkaar. Zwart, wit, geel, met en zonder hoofddoek, jong, oud, groot, klein, alles was vertegenwoordigd. Niemand is anders, we zijn allemaal gelijk. 

Tijdens de twee minuten stilte maakt mijn brein in rap tempo een tijdreis en vervolgens een wereldreis. Eerst ga ik naar een tijd waarin ik nog niet bestond, de jaren veertig. Een tijd waarin zes miljoen Joden vermoord werden door medemensen. Ik ben een gelukkig mens dat ik niet in die tijd geleefd hebt. Meteen daarna zie de oorlogen en ruzies in het Midden Oosten voor me, de ellende in Syrië, de drama's in verschillende Afrikaanse landen, de beperkingen in Turkije, de opstand in Venezuela. Teveel plekken, teveel ellende, ik wil ze liever niet allemaal bezoeken.

De twee minuten zijn om. 



Na de stilte klinkt het Wilhelmus. Ik voel tranen opkomen. Waarom raak ik toch altijd ontroerd als ik het Wilhelmus hoor? Ik kan het eerste couplet goed meezingen, maar als het tweede couplet begint haak ik af.  Geen idee wat ze aan het zingen zijn. Tot overmaat van ramp kent de mevr. naast mij de hele tekst foutloos! Dan maar de melodie op me in laten werken. Voor 4 mei 2018 zorgen dat ik het tweede couplet ook ken.



De hele herdenking duurt zo'n half uurtje. Een half uurtje per jaar stil staan bij alle oorlogsslachtoffers sinds de tweede wereldoorlog (niet echt veel). Niet alleen de slachtoffers van toen maar dus ook van alle oorlogen daarna en van de oorlogen die nog actueel zijn herdenken.

Dagelijks vallen er doden ten gevolge van oorlog en ruzies. En het meest trieste is dat het mensen zijn die het elkaar aandoen. Mensen die na kunnen denken over wat ze doen, maar die blijkbaar ergens op hun levenspad hun geweten kwijt geraakt zijn en vinden dat je met oorlogvoering kunt krijgen wat je toekomt. 





Nu zit ik thuis in mijn kleine knusse huisje. Kaarsjes aan, een warm kopje thee en mijn laptop op mijn schoot om mijn verhaal te tikken. 

Wat een rijkdom. Je hebt niets nodig, als je vrijheid hebt dan ben je rijk, heel rijk.

Ik voel een golf van warmte door me stromen. Ik ben een gelukkig mens, ik mag leven in een land waar vrede is en waar ik de vrijheid heb om mezelf te zijn. 

Ik heb een dak boven mijn hoofd, stromend water uit de kraan, licht, verwarming, eten, drinken. Ik leef in luxe en zekerheid. Iets wat de hedendaagse slachtoffers van oorlogen niet kunnen zeggen. 



Vrijheid is geen vanzelfsprekendheid en daarom is het naar mijn mening belangrijk om stil te blijven staan bij de offers die mensen gemaakt hebben en nog maken voor vrijheid. 



We moeten onze kinderen leren dat de wereld groter is dan ons eigen cirkeltje waarin we ronddraaien. Dat de oorlogen elders ook ons aangaan. Dat we onze vrijheid niet cadeau gekregen hebben, dat mensen daarvoor gestorven zijn.

De tweede wereldoorlog, we willen het niet nog eens meemaken. Wij niet, maar laten we niet vergeten dat een paar uur vliegen hier vandaan mensen leven die het nog steeds meemaken.


Vrede is nog lang niet in zicht

Ik herdenk, ik denk

Ik zet het op papier

in de vorm van een gedicht.




Monika Eberhart 














dinsdag 25 april 2017

Pijn, het is gewoon nooit fijn.


Als je elke dag pijn hebt dan is het leven anders dan wanneer je pijnloos de dagen doorkomt. Velen zullen het met mij eens zijn, maar mensen die er geen last van hebben kunnen zich vaak niet voorstellen hoe het is om met pijn te moeten leren leven. 


Er was een tijd, jaren geleden, dat ik moest leven met dagelijkse rugpijn. Elke dag pijn, vooral tijdens het zitten. Als je pijn hebt tijdens het zitten kom je er pas achter hoe vaak je zit en hoe belangrijk zitten is. 
Alleen liggen op de rug met de benen steunend op de zitting van een stoel was ontspannend en heel soms pijnloos.

Wakker worden met pijn en gaan slapen met pijn. Ik had toen nog jonge kinderen die zorg nodig hadden. Heb heel wat tranen gelaten en heel wat keren de arts opgezocht om van de pijn verlost te worden. Fietsen was volgens de dokter de oplossing, gewoon elke dag fietsen en het zou na drie maanden voorbij zijn, maar helaas. 

Allerlei therapieën heb ik gehad. Fysiotherapie, cesartherapie, mensendieck en zelfs de chiropractor heb ik aan mijn rug laten trekken, duwen en rukken.  Niets hielp en de pijn bleef.
Uiteindelijk kwam het op het punt dat ik verlamd raakte en niet meer kon lopen. Toen was de diagnose snel gemaakt en werd ik binnen twee maanden aan mijn hernia geopereerd. Ik bleek dus een rughernia te hebben. 
Meteen na de operatie was ik van mijn pijn verlost! Na zes jaar 24 uur per dag pijn was het voorbij, en oh wat was ik blij. Ik kon alles weer en verheugde me op een leven zonder pijn. Ik kon weer bukken en gewoon zonder pijn mijn veters strikken. Wat een opluchting! en waarom hebben ze me niet jaren eerder geholpen? Nou oké, het verleden is onomkeerbaar dus ik kijk vooruit. Nooit meer pijn, toch?

Een klein jaar na mijn operatie begon ik last te krijgen van mijn rechter arm. Vanaf mijn hand tot mijn schouder.  Ik kon steeds minder met mijn arm doen, alles deed pijn. Op het laatst kon ik niet eens meer een sleutel in een slot omdraaien. Het gevolg was dat ik me ziek moest melden op mijn werk  en op zoek moest naar therapie voor mijn arm, maar vooral voor mijn hand. 
Uit de foto's die van mijn pols gemaakt werden bleek dat er slijtage zit in de pols waardoor er bij overbelasting een ontsteking ontstaat en dat doet pijn. Overbelasting ontstaat al snel, daar hoef je de pols alleen maar voor te gebruiken.
Naar de fysiotherapie voor de hand. Tijdens de therapie bleek dat er bijna geen kracht meer in mijn rechter hand zat. Rust en oefeningen zou de kracht weer terugbrengen. Dat gebeurde ook, maar wel met pijn. 

De pijn in de arm en de schouder bleek te komen door verharding van de spieren ten gevolge van de langdurige hernia. De hele rechterkant van het lichaam was altijd onder spanning geweest om de pijn aan de rug te ontspannen. Anders lopen en anders bewegen heeft de spieren zodanig beïnvloed dat het nooit meer voor 100% zal herstellen.

Nu, jaren later, leef ik weer 24 uur per dag met pijn. Het pijnlijke gevoel zit in de hele rechterkant van mijn lichaam, vanaf mijn oor tot aan mijn kleine teen. Gelukkig is het houdbare pijn en kan ik ermee functioneren. De meeste pijn zit in de rechterarm.

Ik vind de pijn niet ernstig genoeg om er elke dag mee bezig te zijn, of er dagelijks over te klagen, of er überhaupt over te klagen. Ik leef mijn leven, doe mijn werk en houd me bezig met de dingen die leuk vind. Het is te doen.
Ik vergelijk mijn eigen klachten al snel met mensen die het slechter hebben, mensen die echt ziek zijn, mensen die niet meer beter zullen worden. Zolang er mensen zijn die er het slechter hebben dan ik, vind ik al snel dat ik niet het recht heb om te klagen. Het voelt dan als aanstellerij. 

Zoveel mensen die het slechter getroffen hebben dan ik. Al die ouderen met dementie waarmee ik werk, mensen die nare ziektes krijgen zoals ALS, mensen die jong en onverwacht dood gaan, mensen die in oorlog gebieden wonen en elke dag in angst leven. Als ik mezelf daarmee vergelijk dan ben ik rijk. Ik ben gezond (voor zover ik weet) en hoef alleen maar te leren leven met 24 uur per dag houdbare pijn. 

In fysiotherapie geloof ik al lang niet meer, en al die andere vormen van therapie ook niet. Ik probeer mezelf rust te geven als het nodig is en heb mezelf aangeleerd om meer met links te doen en minder met rechts. Pillen tegen de pijn hoef ik ook niet, als je daardoor de pijn niet meer voelt ga je zo'n arm teveel belasten omdat je niet meer weet waar de grens ligt. Ben je nog verder van huis.

Ik ben heel nuchter en wil geen zeur zijn maar toch heb ik soms dagen dat ik mezelf heel zielig vind. Als ik een slok van mijn thee neem en ik merk dat het kopje te zwaar is, als ik op mijn zij lig en ik me van de pijn niet goed om kan draaien, als ik een zware klus moet doen en weet dat ik daarna een week ernstige pijn zal hebben, als mijn vingers tintelen en het me te lang duurt, als ik iets wil tekenen en het lukt niet omdat mijn hand trilt, als ik aan mijn boek aan het schrijven ben en de pijn me dwingt om te stoppen. Dat en vele andere momenten zorgen ervoor dat ik af en toe een traan durf te laten gaan en mezelf zielig mag vinden. 

Maar na regen komt zonneschijn en  dan komt er altijd weer het moment dat ik besef dat zoveel mensen het slechter hebben dan ik. Dan roep ik mezelf tot de orde en ga ik weer verder met mijn leven. Niet klagen, maar dragen. Een pijnlijke arm hoort bij mijn leven.  

En toch........ik kan niet anders concluderen: Elke dag moeten leven met pijn is gewoon niet fijn. 


Monika Eberhart 

 





donderdag 6 april 2017

In gesprek met mijn jongere ik

Laatst had ik een hele bijzondere droom. Ik kwam een meisje tegen van een jaar of 12. Toen ik haar goed bekeek zag ik dat ik het zelf was, ik kwam mezelf tegen in een droom. Een hele gekke gewaarwording. 



Ik weet niet veel meer van de droom. Ik weet dat ik met mezelf in gesprek ben gegaan, maar ik weet niet waarover. Het was wel een heel duidelijk beeld. Ik had een blauwe broek aan en een witte poncho met gekleurde bloemetjes. Mijn haren waren tot mijn schouder, stijl, asblond en een beetje vettig. Lang en dun stond ik daar te kijken hoe mijn oudere ik naar mij aan het kijken was.

Toen ik wakker werd vroeg ik me af wat ik tegen mezelf zou willen zeggen als ik mijn jongere ik tegen zou komen. Een interessant gegeven. Wat zeg je tegen je jongere ik zonder de toekomst uit te willen stippelen? Geef ik mezelf advies? of ga ik mezelf waarschuwen voor wat er komen gaat? Ga ik verklappen hoeveel kinderen ik ga krijgen? Hoeveel liefdes mijn pad zullen passeren? hmmmm

Lieve ik,

Je bent nu 12 en spreekt nog geen Nederlands. Je kunt me wel verstaan, maar ik vraag me af of je alles begrijpt wat ik tegen je zeg. (ik ga toch maar verder in het Nederlands anders moet de lezer zijn heil zoeken in Google Translate).

Je bent nog zo jong en puur, onwetend van wat het leven je nog gaat brengen. Ik kan je zeggen dat je nog heel wat te wachten staat. Dat ik keuzes heb gemaakt waar ik niet altijd achter stond, maar die op dat moment de beste keuzes leken. Spijt heb ik niet, het heeft me mooie dingen gebracht. Dus maak die keuzes en laat de twijfel voor wat het is.

Het leven gaat je vreugde en verdriet brengen, je zult er sterker van worden maar ook harder. Hierdoor zullen mensen je op z'n tijd raar vinden, je niet begrijpen, een verkeerd beeld van je krijgen. Wees niet bang en blijf dicht bij jezelf. Het doet er niet toe wat anderen van je vinden, als ze je eenmaal raar vinden dan zullen ze dat blijven doen en voor hun eigen genoegen aan dat beeld vast blijven houden.

Durf het aan om aan iets nieuws te beginnen en doe vooral dingen die jou een goed gevoel geven. Leer van je fouten, ook al blijf je ze keer op keer maken. Uiteindelijk zul je er van leren. 

Laat je tranen gaan als je verdrietig bent en praat vooral veel met jezelf, jij zult de enige zijn die echt naar jou zal luisteren dus maak daar gebruik van. Zoek je eigen antwoorden op je vragen en los je eigen problemen op. Daarmee zul je als eenling overleven in een maatschappij die steeds gejaagder en egoïstischer zal worden. 

Luister naar jezelf, maak offers alleen voor de mensen waar je het meest van houdt. Durf af en toe egoïstisch te zijn, want als je niet voor jezelf zorgt val je om. Vergeet in dit alles niet om je hand uit te reiken naar de mensen die je nodig hebben. Sta altijd open om anderen te helpen, maar verwacht er niets voor terug. 

Ik zou nog zoveel meer tegen mijn jongere ik willen zeggen, maar ik wil ook niet een indoctrinerende preek geven. Ik weet van mezelf dat ik dan toch niet meer luister :-).

Leef je leven en maak er iets moois van. 

Liefs,

Ik





photo credit: ✿ indecisive Dream via photopin (license)

zaterdag 11 maart 2017

Afvallen in de overgang

Naarmate vrouwen ouder worden komen de kilo's er langzaam bij. De kilo's worden ook wel de overgangskilo's genoemd. Je hoeft er niets voor te doen, je krijgt ze gratis en het gaat bijna ongemerkt. Beetje bij beetje neemt het gewicht toe, tot je tien jaar verder en tien tot vijftien kilo zwaarder bent.



Ik ben mijn leven lang heel dun geweest, een soort luciferdoosje met lucifersbenen en armen. Een spekloos lichaam. Zo'n lichaam waarmee je binnen moest blijven bij windkracht 8 of harder.
Rond mijn 25ste moest ik op een omgekeerd dieet, meer eten en vaker eten om wat aan te komen want ik was te dun. Het maakte niet uit hoeveel en hoe vaak ik at, er kwam geen gram bij. Ik was dun, en ik ging er vanuit dat ik dat altijd zou blijven. 

Vele jaren later bleek dun blijven een utopie. Ook ik viel ten prooi aan het fenomeen overgang, een fase in het leven waarmee veel vrouwen worstelen.
Sinds acht jaar krijg ik er beetje bij beetje kilo's bij. Ik heb mijn best gedaan om een goede relatie met deze kilo's op te bouwen, gewicht camoufleert rimpels als je ouder wordt en dat kan een voordeel zijn. Ondanks het voordeel was ik het drie maanden geleden zat en heb ik de relatie abrupt verbroken.
Ik werd steeds ongelukkiger van de rolletjes hier en daar, van de beperking die begon te ontstaan bij het lakken van mijn teennagels. Ik kreeg moeite met mijn evenwicht bewaren, moest me opeens gaan vasthouden als ik op een been ging staan. Dus toen de weegschaal begin december 2016 een getal aantikte waar ik geen band mee wilde hebben besloot ik dat het anders moest.

Ik ben een band op gaan bouwen met het getal 1500! Dat werd voor mij de meting van de dag. Dagelijks onder de 1500 calorieën blijven en dit volhouden tot er 10 kilo af is (9,9 om precies te zijn). Daarna geef ik mezelf ruimte tot 1800 calorieën.
Het was even wennen, minder eten en anders eten. Maar na een paar weken wist ik niet beter meer. Het maakt niet uit wat je eet, als je maar onder dat magische getal blijft. Het was dus geen optie om bij de koffie in de ochtend een taartpunt te eten, want dan moest ik de rest van de dag hongeren om 's avonds weer een maaltijd te kunnen eten.
Veel groente, veel fruit, veel water en thee. Suiker uit de koffie verbannen en zoveel mogelijk producten zonder suiker eten. Daarnaast proberen om de producten binnen te krijgen die in de schijf van vijf staan. Inmiddels eet ik geen vlees meer, dus dat deel vervangen door vleesvervangers.

Ik ben nu ruim drie maanden verder en zeven kilo lichter! Ik voel me er prima bij, nog iets meer dan twee kilo en dan is het lijnen afgelopen en ga ik me hechten aan 1800. Kleding die ik al lang niet meer aan kon past weer, ik kan probleemloos bukken, mijn sokken aantrekken, mijn teennagels lakken, op een been staan en ben minder kortademig na inspanning.

Ik heb veel kritische blikken gekregen en onbegrip van mensen omdat zij vonden dat ik er prima uitzag. Maar, mag je dan alleen afvallen als anderen vinden dat je te dik bent? Wat is er mis met je BMI iets omlaag willen brengen omdat je een ongemakkelijk gevoel hebt bij je gewicht en al je kleding beetje bij beetje gaat knellen. Het is trouwens goedkoper om af te vallen dan om je kleding garderobe te vernieuwen.
En ik kies niet voor afvallen om een ander een plezier te doen, maar vooral omdat ik zelf vind dat het beter is voor mijn gezondheid. De piek van de overgang moet nog komen, stemmingswisselingen en opvliegers ga ik liever zonder vetrolletjes en beperkingen te lijf.

Natuurlijk besef ik heel goed dat ik in vergelijking met veel anderen "dun" ben, maar gaat het om die anderen? of gaat het om mij?

Moraal van dit verhaal: volg je eigen koers, het is je eigen leven en je hebt zelf de regie.






photo credit: GdeB fotografeert weight watcher via photopin (license)

woensdag 8 maart 2017

Luister altijd naar je gevoel (en naar je gezonde verstand)

Mijn werkdag zit erop. Ik rijd naar huis over de A16, zoals elke dag. Vandaag loopt het iets anders. 


Ik rijd met een snelheid van ongeveer 110 km per uur. Een eindje voor mij zie ik een zwarte auto om de haverklap wisselen van rijbaan. Hij rijdt niet veel harder dan ik, maar hij doet wel vaag. Van links naar het midden, dan weer naar links, dan naar rechts en het lijkt erop dat hij zich het prettigst voelt met de stippeltjes tussen zijn banden. 

Ik houd de auto een tijd in de gaten en besluit wat meer afstand te nemen, er komen steeds meer auto's tussen de zwarte auto en mijn blauwe minautootje. Iets in mijn waarschuwt me dat het wel eens mis zou kunnen gaan.  Ik kan nog steeds zien wat de zwarte auto doet, hij doet niets anders dan van baan wisselen zonder aanwijsbare reden. Haalt in zonder dat er iets in te halen valt en blijft steeds maar rijden op de stippellijn. Alsof hij niet wil dat iemand hem inhaalt. Zou hij dronken zijn? Ik heb geen idee hoe dronken gedrag in de auto eruit ziet. 

Voor de zekerheid rijd ik iets langzamer, ik ga 85 a 90 rijden op de rechterbaan omdat ik er bijna zeker van ben dat het verderop weleens iets mis zou kunnen gaan. Het stemmentje in mijn hoofd is me aan het waarschuwen en ik kies ervoor om naar mezelf te luisteren. Dan maar in een oma tempo naar huis. 
Op een gegeven moment kan ik de auto niet meer zien, maar nog geen twee minuten later staat alles op de rem en zie ik op de linkerbaan rook verschijnen. Een ongeluk! De zwarte auto is tegen de vangrail aan gereden en is de helft kleiner geworden. Er staan wat auto's met schade eromheen (ik kan niet zien hoeveel), auto's op de vluchtstrook met mensen erin die het ongeluk bestuderen. Er lopen wat mensen om de zwarte auto heen en een man doet zijn best om de bestuurdersdeur open te krijgen. Ik kan niet zien of dit lukt, ik zie vooral een heleboel airbags door donkere ramen van de zwarte auto. Ik zie ook een vrouw die tussen de vangrail staat en haar mobiel op de zwarte auto richt, geen idee of ze aan het filmen is of een foto aan het maken is. Onethisch vind ik dit. 

Ik rij door, maar merk even later dat ik knikkende knieën heb en trillende benen. Mijn hartslag gaat even omhoog. Ik ga er vanuit dat het van opluchting is. Het lijkt erop dat ik mezelf gered heb, of in ieder geval mijn auto van evt. schade gered heb. En dat op de internationale vrouwendag! Het was even een wijze stem die in mijn hoofd klonk. 

Later las ik op internet dat er gelukkig geen gewonden waren, alleen blikschade dus. Wel lange files, uiteraard. 



Foto:  @broabander via Twitter

maandag 6 maart 2017

Ik heb emigratie schizofrenie

Iedereen die ooit geëmigreerd is zal het kunnen beamen, na een emigratie

 ben je nooit meer dezelfde. Je bent opeens met z'n tweeën (of drieën of vieren, afhankelijk van hoe vaak je verkast bent). Je verandert in de persoon die je bent in je geboorteland en de persoon die je bent in het gastland. 

Als bijna vierjarige ben ik met mijn ouders van Europa naar Zuid-Amerika geëmigreerd. We gingen in een dorpje in Peru op 3800 meter hoogte wonen.

Ik weet natuurlijk bijna niets meer van de begintijd, maar ik weet wel dat verhuizen naar een ander land mij gevormd heeft tot iemand die ik niet was geworden als ik alleen in Nederland was opgegroeid.

Ik ben meertalig opgevoed en bij elke taal hoort een soort van andere persoonlijkheid. Natuurlijk ben ik in de kern gewoon ik, maar bij elke taal die ik spreek hoort een stukje van mezelf dat niet past in een andere taal. Het is alsof ik mezelf aanpas aan het land waar de taal bij hoort.

Twee jaar geleden was ik na een afwezigheid van zo'n 13 jaar weer eens in Peru. Ik verbleef daar een paar weken. De eerste uren was het weer even wennen, de geur, de taal, de mensen, de muziek, het weer, allemaal zo anders dan in Nederland. Toch voelde ik me na een paar uur weer helemaal vertrouwd, alsof ik weer thuis kwam. Ik was van het ene thuis naar het andere thuis gegaan, alleen had ik mijn Nederlandse ik in Nederland achter gelaten. Binnen de kortste keren sprak ik weer probleemloos Spaans en voelde ik me prettig en vertrouwd in het land waar ik als klein meisje zoveel jaren had gewoond.

Lima Peru

Het gekke is dat ik mijn Nederlandse ik niet kan zijn in Peru, en mijn Peruaanse ik niet kan zijn in Nederland. Je moet je aanpassen aan de mensen van de andere cultuur anders is het onmogelijk om in contact te blijven met elkaar. Dus als ik in Peru ben dan laat ik mijn Nederlandse ik hier achter. En hier is weinig van mijn Peruaanse ik te merken (behalve als ik muziek draai, dat is bijna altijd Spaanstalig).


Ik besta dus uit twee personen in een lijf en ik ervaar dat als een rijkdom. Door op te groeien in een andere cultuur heb ik geleerd dat iedereen in de basis gelijk is. Dat je alleen in een ander land kunt leven als je je aanpast aan de cultuur en de gewoontes van dat andere land en diens mensen. Je bent er te gast en je moet een van hen worden en niet andersom. Stel je voor dat ik hier zou verwachten dat iedereen zich aan zou passen aan mijn Peruaanse ik, daar maak ik geen vrienden mee denk ik. Stel dat ik zou willen dat iedereen Spaans met me praat, dat iedereen mijn Peruaanse muziek luistert, dat iedereen granadilla, choclo, palta, cebiche en aji de gallina zou moeten gaan eten. Dat iedereen het Peruaanse volkslied zou moeten kennen en dat er bij voetbalwedstrijden de Peruaanse vlag uit de ramen zou moeten hangen. Stel je voor.......dat zou toch wel gek zijn.

Door mezelf aan te passen aan het land waar ik op dat moment ben word ik een van hen (nooit 100% natuurlijk) en word ik voor mijn gevoel sneller geaccepteerd als gelijkwaardig medemens. Door me aan te passen aan de mensen in Nederland en aan de gewoontes in dit land zien mensen mij als Nederlander. Toch voel ik me niet 100% Nederlander, maar als het goed is merken anderen daar niet veel van. Of toch wel?....

Amsterdam Nederland 


Er zijn gewoontes in Nederland die ik mezelf nooit eigen zal maken. Verjaardagen bijvoorbeeld. Waarom moet alle visite altijd gefeliciteerd worden met de jarige? In mijn ogen is de jarige dan niet speciaal meer want iedereen wordt gefeliciteerd. Je komt een ruimte binnen en dan zitten daar alle mensen in een rondje bij elkaar en je moet iedereen een hand geven en zeggen:" Hallo. Gefeliciteerd". Ik zal daar nooit aan wennen en vind het net zo ongemakkelijk als in het begin toen ik hier pas woonde. Als ik er even onderuit kan komen dan doe ik dat. Ik roep dan maar:" Iedereen gefeliciteerd!" en alleen de jarige krijgt van mij een hand of kus en een cadeautje.

In Peru zal ik nooit wennen aan de massale gewoonte om nooit op tijd op een afspraak te verschijnen. Als je om zeven uur met iemand afspreekt dan is het heel normaal dat de afspraak pas om acht uur begint. Ik zal dan toch om zeven uur klaar staan, om vervolgens een uur de tijd te moeten doden met heen en weer lopen, ijsberen en mezelf te ergeren.

Door te emigreren heb ik emigratie schizofrenie gekregen  (zelfgekozen woord), maar dan wel op een positieve manier. Ik zie alleen maar voordelen. Het heeft me geleerd om flexibel te zijn en zonder moeite met allerlei culturen om mij heen te kunnen leven zonder daar steeds bij na te hoeven denken.

Ik ben mijn ouders dankbaar voor de emigratie van 48 jaar geleden!

Monika Eberhart